De Algemene Rekenkamer concludeert dat het "twijfelachtig" is of honderden miljoenen euro's overheidsgeld daadwerkelijk hebben geleid tot meer woningen. Het onderzoek richtte zich op de zogeheten Woningbouwimpuls, een subsidieregeling waarover de Rekenkamer al eerder zorgen had geuit.
Vanaf 2020 konden gemeenten landelijk overheidsgeld aanvragen om woningbouwprojecten te ondersteunen. In de eerste drie rondes ontvingen zij in totaal 854 miljoen euro voor 93 verschillende projecten.
Onderzoeksresultaten
De Rekenkamer vergeleek projecten die subsidie ontvingen met afgewezen projecten door navraag te doen bij gemeenten. Uit dit vergelijkende onderzoek blijkt dat bouwprojecten met overheidsgeld ongeveer even vaak van start gingen als projecten zonder subsidie.
Het blijft onduidelijk of gesubsidieerde projecten anders niet zouden zijn doorgegaan of dat het geld per project zorgde voor meer woningen. Wel vermoedt de Rekenkamer dat het kabinetsgeld bij een deel van de projecten leidde tot een hoger aandeel betaalbare woningen.
Vertragingen en verwachtingen
Driekwart van de projecten die financiering kreeg uit de landelijke pot liep vertraging op, waardoor het geld geen oplossing biedt voor vertragingsproblemen. De Rekenkamer concludeert daarom: "De minister wekt verwachtingen die zij niet kan waarmaken."
Demissionair minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting, BBB) reageert in het rapport dat zij ervan overtuigd blijft dat de Woningbouwimpuls "een belangrijke bijdrage levert aan de versnelling van betaalbare woningbouw in Nederland". Volgens Keijzer zijn de verschillende bouwprojecten niet zomaar met elkaar te vergelijken.
Bronnen gebruikt: "ANP" Let op: Dit artikel is bewerkt met behulp van Kunstmatige Intelligentie.
