Het gebruik van stroomstootwapens door de Nederlandse politie leidt zelden tot ernstig lichamelijk letsel dat ziekenhuisbehandeling vereist. Dit blijkt uit de Gezondheidsmonitor Stroomstootwapen, uitgevoerd door de GGD Amsterdam en zorgonderzoeksbureau Nivel.
Een forensisch arts bezocht in de cel een derde van alle personen bij wie de politie een stroomstootwapen, ofwel taser, inzette. Van deze onderzochte groep had 94 procent geen of slechts gering letsel, zoals schaafwonden of kneuzingen.
Ziekenhuisbehandeling in 6 procent gevallen
Slechts 6 procent van de door een forensisch arts onderzochte personen had ziekenhuisbehandeling nodig na het gebruik van een taser. Deze gevallen betroffen bijvoorbeeld botbreuken door een val of verwondingen door pijltjes uit het stroomstootwapen die vastzaten in de huid.
In sommige situaties werden mensen niet eerst door een forensisch arts beoordeeld, maar gingen ze direct naar het ziekenhuis. Deze groep had vaak ernstiger verwondingen zoals botbreuken of hoofdletsel door een val.
Directe ziekenhuisopname toont ander beeld
Van de mensen die direct naar het ziekenhuis gingen zonder forensische beoordeling, had twee derde letsel door gebruik van de taser. Deze bevinding betreft specifiek de groep die de forensische onderzoeksprocedure heeft overgeslagen vanwege de ernst van hun verwondingen.
(ANP/Utrecht) Opmerking: Dit artikel is bewerkt met behulp van Kunstmatige Intelligentie.